Er wordt aan mijn mouw geschud. Ik schrik wakker en open mijn ogen. De barstende hoofdpijn die ik al de hele dag heb, komt weer boven. “Ik dacht, misschien wil je wel kijken. Dit zijn de laatste tien minuten.” Mo kijkt me lachend aan. Ik draai mijn hoofd naar links en tuur door het piepkleine vliegtuigraampje. Mijn hart begint sneller te kloppen. Ik voel mijn slaperige oogjes groter worden en druk mijn neus tegen het koude glas. Als sneeuw voor de zon verdwijnt het kloppende gevoel in mijn hoofd. Wauw. Voor mijn ogen bevindt zich het meest magische tafereel dat ik ooit heb mogen aanschouwen. Achter de eindeloze zee verschijnen bergtoppen, omgeven door zachte, witte slierten van laaghangende wolken. Tussen de bergen door schitteren meren in verschillende tinten blauw. Het land is bedekt met grasvelden waartussen ik huizen zie. Overal zijn de lichten al aan. De lucht is als een schilderij, geschilderd met wel honderd verschillende tinten goud, oranje, roze en blauw. Mijn blik wendt zich naar de lichtbron: een vuurrode, ondergaande zon. Met mijn mond halfopen van verwondering, kijk ik weer naar Mo. De vriendelijke man begint te lachen. “Welkom in Marokko.”
Mijn wekker is net voor de twintigste keer in de afgelopen tien minuten gegaan, ik wéét dat ik er nu echt uit moet. Een gevoel van spijt bekruipt me. Waarom ben ik in hemelsnaam zo lang op mijn werk blijven hangen vannacht? Met knijpende ogen probeer ik op mijn telefoonscherm informatie te krijgen over het tijdstip. 10 voor 7. Vandaag vertrek ik naar Marokko, waar ik twee weken in mijn eentje door zal brengen. Ik ga rechtop zitten en staar naar de grote koffer die open op de grond ligt. Oh nee. Ouders, ik moet mijn ouders bellen. In lichte paniek tik ik het nummer van mijn vader in. Ademhalen Lies, kop op, niks aan de hand. Na zo’n veertig seconden geef ik het op. Mama dan? Ons thuisnummer? Ook niet. Ik smijt mijn telefoon in de hoek en loop gefrustreerd naar de wasmachine toe. Terwijl ik de tijd instel, prikken de tranen in mijn ogen. In mijn eentje naar Marokko voor twee weken. Twee. Weken. Wat?
Een enorme huilbui en flink wat stressmomenten verder, heb ik het voor elkaar gekregen om mijn koffer ingepakt en wel klaar te zetten voor vertrek. Uiteindelijk had ik zelfs nog tijd over om rustig de enorme bos bloemen die ik een week geleden kreeg weg te gooien en de koelkast leeg te ruimen. Mijn rust is wedergekeerd. Zowel mijn moeder als vader hebben me nieuwe moed ingepraat en ik wéét dat ik dit wil. Én kan. In een snelle beweging trek ik de stekker van de kerstlampjes, die mijn kamer iedere dag weer onwijs knus maken, uit het stopcontact. Voor een laatste keer werp ik een blik over mijn schouder. In mijn hoofd hoor ik mezelf gedag zeggen, maar ik zeg het niet hardop. De limiet voor idioot gedrag heb ik deze ochtend al dubbel en dwars overschreden. Ik grinnik om mezelf. Schijterd. Met een klap trek ik de deur achter me dicht. Het harde geluid galmt na in de gang. Tijd om te gaan.
Met nog steeds rode handen van het slepen van mijn onwijs onhandige koffer, stap ik de trap op naar boven. Het hostel waarin ik verblijf heeft een dakterras en samen met mijn kamergenoten Sofia en Achmed ga ik het uitzicht bewonderen. Terwijl ik neerplof in één van de stoelen, valt er een rust over me heen die ik de hele dag nog niet heb gevoeld. Ik sluit even kort mijn ogen, om ze daarna weer te openen en goed stil te staan bij het prachtige lichtspektakel dat zich voor mij afspeelt. Tanger is werkelijk waar prachtig in de avond. Terwijl mijn gezelschap zich ontfermt over een vloeitje gevuld met hasj, ga ik in mijn hoofd rustig de dag door. Ik neem een slokje uit mijn blikje Heineken. Eigenlijk had ik me voorgenomen om geen slok alcohol te drinken uit respect voor de cultuur en het geloof in Marokko, maar Sofia en Achmed sprongen zowat een gat ik de lucht toen ik toegaf wel eens een portje te nuttigen. Ach, één blikje Heineken dan. Om Nederland tóch een klein beetje te ervaren hier in Marokko. Tijdens de paar uur die mijn reis jong is, heb ik al onwijs veel mensen mogen ontmoeten. Dat begon al op Rotterdam Airport, waar Saïd een gesprek aanknoopte. De eerste zestien jaar van zijn leven woonde hij in Marokko, maar de afgelopen veertig jaar heeft hij in Nederland gespendeerd. Hij vertelt zich daardoor nu meer buitenlander dan inwoner in Marokko te voelen. Zijn vader woont er nog wel, dat is dan ook de reden voor zijn bezoek aan het land. Uiteindelijk zijn we zolang aan de klets gebleven dat we besloten de taxi naar Tanger te delen. Mijn buurman in het vliegtuig genaamd Mo, een goedgehumeurde man met vrolijke grijze krullen, heeft me gezelschap gehouden tot aan het oppikken van onze bagage. “Uitkijken hè! En je mag me altijd bellen als er iets is, ik ben tot slot zelf ook vader”, riep hij me na bij ons afscheid. Enkele minuten daarna ontmoette ik Imad, de taxichauffeur met wie ik al de hele dag contact had via WhatsApp, om alles in goede banen te laten verlopen. Hij regelde dat ik vanaf een afzetpunt werd opgehaald door de hostel-eigenaar, Hamza, om te voorkomen dat ik de laatste driehonderd meter in mijn eentje met mijn koffer over straat zou moeten. Onwijs lief! Met Sofia en Achmed ben ik na aankomst in het hostel een hapje wezen eten. En nu zitten we hier dan, starend naar het prachtige Tanger met haar duizenden lichtjes in het donker.
De stadse geluiden trekken mijn aandacht waardoor ik uit mijn gedachtenbubbel schiet. Honden die blaffen, mensen die praten, zeemeeuwen die laag overvliegen. Als je héél goed luistert, hoor je zelfs de zee-geluiden. Ik bedenk me dat ik me hier goed voel en dat ik dankbaar ben voor de onwijs warme manier waarop ik door al deze verschillende mensen ben ontvangen. Ik voel me veilig hier in Tanger en ik geniet onwijs van het moois dat de stad te bieden heeft. Ineens besef ik me hoe moe ik ben. Ik besluit het laatste bodempje Heineken over te slaan en mezelf richting bed te verhuizen. Na Achmad gedag te hebben gezwaaid en Sofia op beide wangen te hebben gekust, wandel ik de trap af. Eenmaal op de slaapkamer stuntel ik met moeite het gammele trapje van het stapelbed op. Ik trek de deken op tot halverwege mijn gezicht en sluit mijn ogen. Morgen weer een nieuwe dag.