Mijn gedachten zijn leeg. Of mijn hoofd is leeg. Hoe zeg je dat. Je snapt vast wel wat ik bedoel. Ik voel me leeg. Misschien komt het omdat ik vrij hoge koorts heb. Of gewoon hoog. We noemen dit met een mooi woord verveling. Ik wist dat het weer zo ver was toen ik op verveling ging googelen. Ik had op de middelbare school een vriendin die letterlijk alles gewoon googelede. Daar kon ik altijd heel hard om lachen. En zie me nu eens. Ik verveel me tegenwoordig nooit. Ik heb altijd wat te doen. Vandaag heb ik mijn dag vrij gemaakt, omdat ik simpelweg nutteloos ben op dit moment. Useless. Ik kan vandaag even niks toevoegen. Mijn ogen hangen alsof ik al weken geen slaap meer heb gehad. Mijn benen zijn te moe om ook maar van houding te veranderen. Ik klaag altijd, als ik het druk heb. Ik heb altijd mijn hele dagen volgepland. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Vandaag niet. Doodvervelend. Ik heb het extra gedaan. Maar het wil niet. Ik wil niet. Ik heb nergens meer zin in. Ik heb de hele dag gespendeerd aan verhalen schrijven, afleveringen van Orange Is The New Black kijken, en voor me uit staren. Ik wachtte op een geweldig idee. Dat kwam niet. Drie mensen hebben me gevraagd of ze langs zouden komen. Ik heb nee gezegd. Ik wil alleen zijn. Maar als ik alleen ben, wil ik samen zijn. En als ik samen ben wil ik alleen zijn. Ken je dat? Ik zet er een muziekje bij op, goed?
Vroeger zat ik op atletiek. Maar echt heel vroeger. Lang hield ik het niet vol, ik vond het vele rennen maar niks. Rennen is goed, en fijn. Maar rondjes op een baan rennen niet. Dan is er geen bestemming. Ik moet een doel voor ogen hebben. Een eindbestemming. Anders werk ik niet. Dan functioneer ik niet goed. Ik heb het een jaar lang volgehouden, dat atletiek. Er zat een meisje een mijn groep. Ze was heel slim. En snel. Sneller dan ik. En ze kon hoger springen. Haar haren deden me denken aan spaghetti. Lange slierten. Haar, dat in groepjes stroken naar beneden viel, langs haar rug. Net als spaghetti, voordat het gekookt is. Het moment waarop je alles gesorteerd en netjes boven het kokende water houdt, voordat het een grote warrige massa wordt. Ik vind spaghetti lekker. Vooral met de rode saus. Laatst zag ik weer een meisje met spaghettihaar. Ik gniffel. Ik altijd goed lachen met mezelf.
Ik probeer tegenwoordig niet meer te veel te verwachten. Ik ben altijd bang dat het tegenvalt. Gisteren had ik pizza. Ik zeurde al zo ontzettend lang om pizza. Gisteravond was ik alleen thuis, dus ik besloot om pizza bij de supermarkt te halen. Ik stopte mijn wonder bedekt met mozzarella en salami in de oven. En toen ik eind-de-lijk aan mijn pizza kon beginnen, was ik dood en dood ongelukkig. Ik ben namelijk verschrikkelijk verkouden. Mijn smaakpapillen deden prima hun werk, maar mijn neus had het begeven. Stom dat je proeft met je neus. Teleurstelling.
Nu heb ik het al twee keer over etenswaren gehad, in 390 woorden. Hoe krijg ik het voor mekaar. Als ik schrijf krijg ik mijn hersenen aan het werken. Ik schrijf bijna zonder te denken. Het gaan vanzelf. De woorden lijken eerder uit mijn vingers te komen, dan uit mijn hersenen. Als ik moet leren, stel ik me altijd voor dat alle leerstof in verschillende lades gaat. In mijn hoofd zit een enorm archief. Het is een georganiseerd archief. Enorme rijen met kasten, gevuld met boeken, mappen, documenten, foto’s, lades. Sommige dingen verlaten dat archief na enige tijd. Andere dingen blijven langer hangen. Of zelfs voor altijd. Hoop ik dan. Ik denk dat een van de eerste dingen die ik me herinner, zijn van toen ik 3/4 was. Beelden schieten door mijn hoofd. Er was eens een moment, waarop ik compleet de controle over mijn archief kwijt was. Dat was toen ik van de brug op turnen afgekukeld was, en ik een zware hersenschudding en een enorme bult op mijn hoofd had. Ik herinner vaak kleine details. Maar daarvan weet ik echt niks meer. Daar ben ik serieus een tijdje boos over geweest. Ik wilde weten wat er gebeurd was. Uit mijn eigen ervaring. Op dat moment herkende ik niks of niemand meer. Ik wilde weten hoe dat zou voelen. Om niks te weten, niemand te kennen. Geen gevoelens te hebben. Stukje voor stukje keerden die avond al mijn mapjes en documenten weer terug naar mijn destijds lege archief. Ik weet nog dat ik die avond met mijn vader in bed lag, de tafel van 6 opnoemend. God, wat was ik blij dat ik de tafel van 6 weer wist. Achteraf kan ik heel hard lachen om alle onzinnige dingen die ik blijkbaar heb uitgekraamd, op dat moment dat mijn hele archief leeg stond. Zo had ik op de bank gezeten, en ‘HEY, KONIJNTJE!’ naar mijn konijn geroepen, dat vrolijk in de woonkamer rondhuppelde. Mijn zusje had me nietswetend aangekeken, met een groot vraagteken boven haar hoofd. Wist zij veel dat ik een hersenschudding had.